Basisschooladvies: een gewogen besluit

Basisschooladvies: een gewogen besluit

Het geven van een schooladvies is altijd een gewogen besluit. Een leerling is immers veel meer dan een optelsom van de behaalde toets-resultaten. Bij het opstellen van een passend advies spelen naast schoolse vaardigheden ook de werkhouding, motivatie en sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling een rol. Je gebruikt als leerkracht alle beschikbare kennis die je in 8 jaar opgebouwd hebt om een advies voor het voortgezet onderwijs te geven. Doorloop onderstaande stappen om een advies zorgvuldig te onderbouwen.

Stappen bij het nemen van een gewogen besluit

  1. Zet voor de leerling de resultaten op de toetsen Begrijpend lezen en Rekenen & Wiskunde in groep 6 t/m 8 op een rijtje. De resultaten op deze gebieden zijn belangrijke voorspellers voor schoolsucces in het voortgezet onderwijs.
  2. Doe dit ook voor de resultaten in groep 6 t/m 8 op de toetsen technisch lezen en spelling (en eventueel studievaardigheden). Deze resultaten tellen minder zwaar mee in uw advies.
  3. Maak uw beeld compleet door te kijken naar de werkhouding, het gedrag, de motivatie, de zelfredzaamheid en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. Kijk ook naar de talenten en interesses van de leerling. Maak, indien aanwezig, gebruik van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem sociaal-emotionele ontwikkeling (en werkhouding).
  4. Is er sprake van een harmonieus beeld als u kijkt naar de gegevens uit stap 1 en 2? Zo ja, noteer dan uw eerste idee van een passend type voortgezet onderwijs. Toets dit idee aan de gegevens die u in kaart heeft gebracht bij stap 3. Bepaal of u het advies eventueel naar boven of naar beneden wil bijstellen.
  5. Is er sprake van een disharmonisch beeld/profiel? Zijn er grote verschillen tussen de toetsresultaten op de verschillende leergebieden? Stel dan het volgende vast:
    • Welke leergebieden wilt u zwaarder meewegen? Bekijk welke vaardigheden de leerling op het toekomstige schooltype het meest nodig zal hebben. In veel gevallen zijn begrijpend lezen en rekenen-wiskunde het meest van belang. Als vuistregel wordt wel gehanteerd dat zij dubbel zo zwaar tellen als technisch lezen en spelling.
    • Kijk naar de groei van de leerling over groep 6 t/m 8. Is er sprake van opwaartse trend, die zich wellicht doorzet in het voortgezet onderwijs? Of zien we dat in groep 6 t/m 8 dat de resultaten zich neerwaarts ontwikkelen?
    • Heeft de leerling compenserende mogelijkheden, zoals een goede werkhouding, grote motivatie en veel doorzettingsvermogen? Of kan de leerling gebruik maken van hulpmiddelen in het voortgezet onderwijs. Een leerling is bijvoorbeeld goed in inzichtelijk rekenen, maar heeft moeite met het automatiseren van het rekenen. In het voortgezet onderwijs mogen leerlingen in veel situaties gebruik maken van een rekenmachine.
  6. Heeft de leerling op basis van zijn onderwijs- en ondersteuningsbehoeften extra ondersteuning nodig? Zo ja, ga na waar die ondersteuning het beste geboden kan worden. Als u het niet weet, dan kan u contact opnemen met de onderwijsadviseurs van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Amsterdam-Diemen.
  7. Toets uw eigen schooladvies aan het advies dat de intern begeleider, de schoolleider of de leerkracht van groep 7 geeft. Collega’s kijken soms anders aan tegen de werkhouding, het gedrag en de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind.
  8. Men spreekt ook wel van het organiseren van tegenspraak om het advies aan te scherpen. Raadpleeg zeker als een advies lastig te onderbouwen is een collega in school. Samen weet je meer.

Wees terughoudend met betrekking tot de thuissituatie

Soms hoor je terug dat school bij bijvoorbeeld twijfel over vmbo-t of havo impliciet kiest voor vmbo-t omdat de thuissituatie niet erg stimulerend of ondersteunend is. Wees, afgezien van dat het moeilijk is een goed beeld te hebben van de thuissituatie, hier voorzichtig mee, want dit kan al snel tot onder-advisering leiden. Je zou immers ook anders kunnen redeneren: “Als kennelijk de thuissituatie niet erg stimulerend is, dan moet de leerling veel in zijn mars hebben om dit uitstroomniveau te behalen”.