Gelijke kansen bieden

Gelijke kansen bieden

met praktijkvoorbeelden van hoe kansen belemmerd en vergroot worden

De Onderwijsinspectie constateert (2016) dat de kansenongelijkheid in het onderwijs oploopt. De laatste jaren nemen de verschillen toe tussen leerlingen met lager en hoger opgeleide ouders. Kinderen van laagopgeleide ouders krijgen, bij gelijke toetsresultaten, vaker een lager advies dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Vergelijken we kinderen met dezelfde intelligentie, dan zien we dat leerlingen met laagopgeleide ouders vaker doorstromen naar een lager onderwijsniveau.

Ook de Amsterdamse cijfers over 2015-2018 laten zien dat scholen met veel gewichten  leerlingen vaker onderadviseren dan scholen met weinig of geen gewichtenleerlingen. Het lijkt erop dat gewichtenleerlingen, bijvoorbeeld door ongunstige thuisomstandigheden, minder vaak het voordeel van de twijfel krijgen. Wat opvalt is dat scholen met veel gewichtenleerlingen relatief veel adviezen op basis van de eindtoets naar boven moeten heroverwegen. Dit duidt erop dat deze scholen bij de eerste advisering relatief voorzichtig zijn.

Hoge verwachtingen essentieel

Belangrijk is dat de leerkracht een grondhouding heeft van hoge verwachtingen van alle leerlingen. Dat betekent in de praktijk: leerlingen activeren, talenten ontdekken, hen voeden met nieuwe kennis en het onderwijs uitdagend maken. Deze leerkrachten laten leerlingen weten en voelen dat zij hoge verwachtingen van hen hebben, ze geven de leerlingen de mogelijkheid die kansen waar te maken.

Natuurlijk sluit het advies van de leerkracht aan bij het uitstroomniveau van de leerling, maar leg de lat niet te laag. Denk ook aan een dubbeladvies als er nog twijfel is over in welke schoolsoort de leerling het beste tot zijn recht komt.

Praktijkvoorbeelden: keuzes die kansen belemmeren of kansen vergroten

Hoe kansen worden belemmerd

“Het is een echte havo-leerling, kijkend naar de leerresultaten, werkhouding en motivatie. Maar thuis heeft deze leerling het door een echtscheiding erg zwaar gehad. Dus het lijkt ons beter wat lager in te steken.”

“Ons uitgangspunt is dat een leerling beter kan opstromen dan afstromen. Succeservaringen zijn belangrijk voor leerlingen. We kunnen dus beter voorzichtig beginnen.”

“Je kunt ze maar beter veilig laten beginnen in het vo. Ik ben zelf ook doorgestroomd van vmbo-t naar havo: als ze écht willen en kunnen, dan komen ze er wel.

“Hij zou naar het vmbo-t kunnen, maar hij krijgt thuis zo weinig steun bij het maken van huiswerk dat we voor vmbo-kader kiezen.”

Hoe kansen worden vergroot

“Als wij een advies geven, zitten de leerkrachten van groep 7 en 8, de intern begeleider of de directeur aan tafel. Iedereen vult voor de leerling een advies in, met motivering. Vervolgens wordt iedere leerling besproken. Hier is tegenspraak georganiseerd.”

“Als we naar de leerresultaten en werkhouding kijken, twijfelen we tussen vmbo-t en havo. Hij is erg gemotiveerd. We geven een dubbeladvies vmbo-t/havo.”

“De leerling kan qua leerresultaten en motivatie naar vwo, ook al zijn al jaren de omstandigheden thuis erg zwaar. Kennelijk heeft hij erg veel in zijn mars en moet hij het zeker in het vwo kunnen redden.”